De verloskundige hoort bericht te krijgen van de instantie waarnaar verwezen is. Als dat bericht niet komt, doet zij actief navraag of het gezin zich gemeld heeft en of de behandeling is begonnen.
Als het gezin het advies van de verwijzing niet heeft opgevolgd, brengt de verloskundige de verwijzing opnieuw ter sprake in het contact met het gezin of overlegt met de JGZ, zodat zij het vervolg kunnen oppakken.
Zodra er signalen zijn dat de hulpverlening niet goed functioneert bijvoorbeeld doordat de hulpverlening voortijdig door de ouders, de jeugdige of de hulpverlening gestopt is of door verhuizing van het gezin, probeert de verloskundige samen met de instantie waarnaar verwezen is de hulpverlening weer tot stand te brengen.
Na een melding bij het Veilig Thuis horen zij terug te koppelen aan de melder wat er met de melding gebeurd is. Mocht dit terugkoppelen te lang duren, dan belt de verloskundige ( of de JGZ als die al betrokken zijn bij het kind en gezin) zelf naar Veilig Thuis om actief te informeren naar de stand van zaken betreffende de melding en de eventuele hulpverlening die op gang gebracht is.