U bent:
(vak)leerkracht / docent / trajectbegeleider / reboundmedewerker / mentor / leerlingbegeleider / counselor / vertrouwenspersoon
Wat u moet doen:
- U kunt tijdens uw contacten met kinderen signalen van vermoedens van kindermishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing of huiselijk geweld opmerken. Maak gebruik van de signalenlijst en leg uw observaties vast op papier. Omschrijf zo feitelijk mogelijk welke signalen u zijn opgevallen, en om welke specifieke situaties het gaat waar u zorgen over heeft. Als er sprake is van letsel, vermeld dan de plaats en het soort letsel.
- Vaak gaan vermoedens van kindermishandeling gepaard met een 'niet-pluis' gevoel. Erken dit gevoel. Onderbouw het met feitelijk waargenomen gedrag van het kind of andere concrete observaties.
- Aarzel niet en overleg uw signalen/zorgen met de zorgcoördinator of de aandachtsfunctionaris kindermishandeling om een stappenplan af te spreken. De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor het bijeenroepen van het interne zorgteam en voor het coördineren van de te zetten stappen.
- U bent aanwezig bij de bespreking van uw signalen/vermoedens in het interne zorgteam. Het zorgteam stelt een plan van actie op. Zowel de mentor van het betreffende kind als de directie worden op de hoogte gebracht.
- Zorg ervoor dat datgene wat er tijdens het interne overleg afgesproken is nauwkeurig wordt vastgelegd in het leerlingdossier. Vermeld daarbij ook duidelijk op basis van welke zorgen/signalen het overleg heeft plaatsgevonden en wie wanneer welke stappen gaat zetten.
- Nadat het actieplan in gang is gezet, gaat u na of er tijdig wordt teruggekoppeld door de zorgcoördinator, de aandachtsfunctionaris kindermishandeling of de schoolmaatschappelijk werker. Ook spreekt u met hen af op welke wijze u een rol speelt in het vervolg na de signalering.
- U kunt te alle tijde contact opnemen met Veilig Thuis voor (telefonisch) advies of consult. De medewerkers van Veilig Thuis kunnen u mogelijk helpen bij het in kaart brengen of interpreteren van de signalen. Ook kunnen zij u adviseren over de te zetten stappen. Een adviesgesprek bij Veilig Thuis kan zonder de naam van het betreffende kind te noemen. U hoeft daar geen toestemming voor te hebben van kind, ouders of andere betrokkenen.
- LET OP: Als een kind in acuut gevaar is, dan meld u zelf bij Veilig Thuis!
De stappen na de signalering lopen via de protocollijn van de zorgcoördinator.
Aandachtspunten bij stap 1 Signaleren :
-
(Vak)leerkrachten / docenten kunnen erg belangrijk zijn bij het signaleren van vermoedens van kindermishandeling. Voor kinderen en jongeren is een veilige omgeving van belang waarin ze kunnen vertellen wat er thuis of in de directe omgeving gebeurt. Uit onderzoek bij mensen met een traumatische jeugd komt vaak naar voren dat de leerkracht de eerste was aan wie de mishandeling of het misbruik verteld is. Dat is ook het moment dat hulpverlening op gang kan worden gebracht en de mishandeling kan stoppen.
-
Zelfs als u als leerkracht niet veel kunt doen aan de situatie thuis is het voor een kind of jongere al van groot belang dat er iemand is die het begrijpt, die het kind laat weten dat het geen schuld heeft en dat de leerkracht hem of haar positief benadert.
-
Kinderen en jongeren geven soms aan dat ze een geheim hebben dat niet doorverteld mag worden. Beloof als leerkracht nooit geheimhouding aan een kind, maar leg uit dat u gaat overleggen met de zorgcoördinator van de school. Leg uit dat er niks gebeurt zonder dat het kind/de jongere daarvan op de hoogte is. En dat gezamenlijk gezocht zal worden naar mogelijkheden om hem/haar en zijn ouders te helpen. Bij stap 3 gespreksvoering wordt aangegeven hoe u als leerkracht een gesprek met het betreffende kind kunt voeren.
-
Het kan de voorkeur hebben dat zo’n gesprek door de zorgcoördinator, schoolmaatschappelijk werker of door een jeugdarts/verpleegkundige wordt gevoerd. Wanneer u zich als leerkracht (of andere medewerker) niet zeker voelt om een gesprek met het kind te hebben dan wordt aangeraden om de zorgcoördinator of schoolmaatschappelijk werker dit te laten doen. In sommige gevallen kunt u ervoor kiezen om het gesprek samen te voeren.
-
Houd bij het signaleren van vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld altijd rekening met het feit dat signalen niet altijd op kindermishandeling hoeven te wijzen. Een kind kan blauwe plekken tonen door een ziekte, of het kind kan bepaald gedrag vertonen dat het gevolg is van iets anders dan kindermishandeling of huiselijk geweld. Voorzichtigheid is geboden en met name collegiale consultatie kan verhelderend werken (zie stap 2).