Als het kind geen direct gevaar loopt, maak je een nieuwe afspraak met de ouder om te proberen de ouder te overtuigen van het belang van hulp. Zijn de ouders bereid tot hulp, zie : ‘Ouder of kind willen hulp ontvangen - kinderopvang’.
Als de hulp weer geweigerd wordt, doe je een melding bij Veilig Thuis. De leidinggevende bespreekt dit met de ouders.
In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als de de leidinggevende of iemand anders op de kinderopvang/BSO of bij het gastouderbureau zich bedreigd voelt door de ouders, kun je als leidinggevende een anonieme melding doen bij Veilig Thuis waarbij de naam van het gezin wel bij Veilig Thuis gemeld wordt maar de naam van de melder niet wordt doorgegeven aan het betreffende gezin.
Voor het slagen van verwijzing naar hulp is een zogenaamde open melding, waarbij de ouders op de hoogte zijn van wie er gemeld heeft, van groot belang. Wanneer ouders onzeker zijn over wie hen bij Veilig Thuis heeft gemeld, is er weinig ruimte om hulpverlening te accepteren. De boosheid en het zoeken naar de melder overheerst in dat geval.
Als de ouder(s) niet komen bij een afspraak dan stuur je een briefje naar de ouders of belt hen en gaat indien nodig op huisbezoek. Bij dit alles is de opdracht te voorkomen dat een kind tussen de wal en het schip dreigt te komen.
Mochten de ouders en kind in de tussentijd verhuisd zijn of het kind naar een ander kinderdagverblijf of school overgeplaatst, dan is het jouw verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een goede overdracht inclusief de signalen over de zorgelijke situatie waar het kind zich in bevindt en indien nodig alsnog een melding bij Veilig Thuis te doen.
Als het niet lukt om contact te krijgen met de ouders na bovengenoemde pogingen, dan wordt altijd Veilig Thuis gebeld.