Dossiervorming wordt gedaan door medewerkers die in profiel 2 of 3 staan vermeld in dit protocol. 

Alle vermoedens van kindermishandeling, seksueel en huiselijk geweld en verwaarlozing moeten worden geregistreerd door hulpverlener en leidinggevende. Het gaat om vermoedens en meldingen in het heden, maar ook in het verleden voor zover ze relevant zijn voor de huidige situatie van het kind / de cliënt. 

Transparantie en naast de cliënt/ouders of kind staan

Vermoedens en meldingen van kindermishandeling en huiselijk geweld worden altijd besproken met het kind/de cliënt en zijn ouders, tenzij dat gevaar oplevert voor betrokkenen. Dan kan het ook achteraf besproken worden.

Als ook dit niet mogelijk of wenselijk is, kan achteraf verantwoording worden afgelegd als de cliënt (of de ouders) inzage in het dossier vraagt. Mocht ook dat onwenselijk zijn in verband met de veiligheid van het kind/de cliënt, dan kan de informatie afgeschermd worden. (zie ook onder kopje 'Toestemming ouders' en onder kopje 'Beroepsgeheim')

Het is aan te raden om vermoedens en meldingen met ouders te bespreken. Bespreek wat er opgeschreven wordt en schrijf op wat besproken is. Dat maakt het voor betrokkenen makkelijker om eventuele hulp te accepteren.

 Richtlijnen voor het vastleggen van vermoedens van kindermishandeling / huiselijk geweld:

  1. Verzamel alle aanwijzingen en signalen die uw vermoeden kunnen onderbouwen of ontkrachten en leg deze vast in het dossier van het kind/gezin(EPD).
  2. Maak onderscheid tussen uw eigen bevindingen en de (subjectieve mening van anderen.
  3. Benoem de feiten en precieze waarnemingen. ( Wat is er gebeurd, wie zag dat, bij wie, datum en tijd en locatie, hoe zag de mishandeling eruit enz)
  4. Leg uw aanwijzingen/vermoedens vast in het dossier.
  5. Beschrijf onderzoek dat gedaan is en overleg met collega’s of andere instanties zoals Veilig Thuis.
  6. Vermeldt de datum en plaats waarop overleg geweest is of onderzoek is gedaan.
  7. Beschrijf of er toestemming is gevraagd en of verkregen voor het verstrekken van gegevens aan derden. Leg uit waarom, als u dat niet gedaan heeft.
  8. Beschrijf hoe de weging/inschatting van vermoedens van kindermishandeling/huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Welk risico signaleringsinstrument is gebruikt
  9. Leg vast welke afspraken met kind/cliënt, ouders, informanten, verwijzers en andere betrokken professionals en hulpverleners er gemaakt zijn.
  10. Leg ook vast wanneer een kind/cliënt of ouders niet konden worden bereikt.
  11. Leg vast en leg uit wanneer een vermoeden onterecht blijkt te zijn geweest.

Vastleggen en inzagerecht

  • Over het vastleggen van vermoedens van kindermishandeling / huiselijk geweld hoeft het kind/de cliënt of de ouders niet geïnformeerd te worden.
  • De cliënt (of wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt) heeft inzagerecht in het dossier en kan de betrokken professional en diens organisatie achteraf om verantwoording vragen.

 Bewaartermijn en vernietiging van gegevens

  • U bewaart dossiers die gegevens bevatten over (vermoedens van) kindermishandeling 15 jaar of in elk geval totdat het jongste kind in het gezin op wie de gegevens betrekking hebben 18 jaar is geworden of zoveel langer als in verband met goed hulpverlenerschap noodzakelijk is.
  • Vernietiging van gegevens over (vermoedens van) kindermishandeling uit het dossier van het kind/ de cliënt vindt uitsluitend plaats op verzoek van het kind zelf en uitsluitend als hij/zij de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt en in staat kan worden geacht tot een redelijke afweging van zijn belangen ter zake.
  • Een verzoek van een ouder om vernietiging van gegevens over (vermoedens van) kindermishandeling uit diens eigen dossier, kan worden geweigerd vanwege het gerechtvaardigd belang van betrokken kinderen bij bewaring van die gegevens.
  • Goed hulpverlenerschap kan meebrengen dat u ouders inzage in en/of afschrift van gegevens over kindermishandeling weigert.


Bron: deze tekst is (gedeeltelijk) ontleend aan de KNMG meldcode

Bron: deze tekst is (gedeeltelijk) ontleend aan de meldcode van de MEE-organisaties.