U bent:

Aandachtsfunctionaris, arts assistent, arts Maatschappij & Gezondheid, Behandelaar, Casemanager, Directielid/bestuurslid, (Forensisch) arts/verpleegkundige, Gedragsdeskundige, Geestelijk verzorgende, Intake coördinator, Intern vertrouwenspersoon, Klinisch psycholoog, Preventiefunctionaris, Psychiater, Psycholoog, Psychotherapeut/diagnosticus, (Sociaal)psychiatrisch verpleegkundige, Systeemtherapeut, Teammanager/coördinator/hoofd afdeling, Verpleegkundig specialist.

Wat u moet doen:

  • Als  aandachtsfunctionaris bent u het eerste aanspreekpunt binnen de organisatie voor alle medewerkers die zich zorgen maken om een kind of die een vermoeden hebben van kindermishandeling of huiselijk geweld. Van u wordt gevraagd om medewerkers hierover te woord te staan en hen te ondersteunen bij het in kaart brengen van- en communiceren over de signalen / vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld.Ook alle andere bovengenoemde medewerkers hebben de taak te signaleren,signalen bespreekbaar te maken en in actie te komen.
  • U kunt ook zelf tijdens uw eigen contacten met cliënten signalen van vermoedens van kindermishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing of huiselijk geweld opmerken. Maak gebruik van de signalenlijst en leg uw observaties vast op papier. Omschrijf zo feitelijk mogelijk welke signalen u zijn opgevallen, en om welke specifieke situaties het gaat waar u zorgen over hebt. Als er sprake is van letsel, vermeld dan de plaats en het soort letsel.
  • Indien (nader) lichamelijk onderzoek nodig is bij een kind, dan dient u ervoor te zorgen dat het kind gezien wordt door een arts. Schakel hiervoor een arts in via de jeugdgezondheidszorg (jeugdarts), een kinderarts of een vertrouwensarts (Veilig Thuis).
  • Belangrijk is dat u alle signalen en aanwijzingen die uw vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld kunnen onderbouwen óf ontkrachten verzamelt en nauwkeurig in aantekeningen vastlegt in het electronisch patiënt/cliëntdossier (ECD).
  • Het kan óók zo zijn dat u niet zelf signaleert, maar dat er signalen van vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld bij u binnenkomen via bijvoorbeeld de school, de huisarts of ouders/kinderen. Bij dergelijke signalen over kinderen overlegt u met de afdeling preventie of jeugd van uw eigen instelling . Die vraagt informatie op bij de school, de huisarts en/of jeugdarts van het kind ( bij voorkeur meteen bij de intake van het kind/gezin).
  • Als psychiater of teammanager coördineert u het interne teamoverleg. Nadat u signalen of vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld hebt opgemerkt, brengt u deze (zo spoedig mogelijk) in in het teamoverleg. Binnen het teamoverleg wordt een actieplan opgesteld, waarin duidelijk afgesproken is wie welke stappen gaat zetten en hoe terugkoppeling daarover plaatsvindt.
  • Zorg ervoor dat - bij signalen van kindermishandeling - NIET gewacht wordt tot een later ingeplande vergadering, maar dat het team (desnoods in afgeslankte vorm) zo snel mogelijk bij elkaar komt.
  • Leg alle afspraken en de stappen die zijn gezet vast in het patiëntdossier (EPD).
  • Nadat het actieplan in gang is gezet, zorgt u ervoor dat er tijdig terugkoppeling plaatsvindt richting degene die als eerste de signalen heeft opgemerkt. Ook spreekt u met de betreffende medewerker af op welke wijze hij/zij een rol speelt in het vervolg na de signalering.
  • Overweeg altijd contact op te nemen met Veilig thuis voor (telefonisch) advies of consult. De medewerkers  kunnen u mogelijk helpen bij het in kaart brengen of interpreteren van de signalen. Ook kunnen zij u adviseren over de te zetten stappen. Een adviesgesprek bij Veilig Thuis kan zonder de naam van het betreffende kind te noemen. U hoeft daar geen toestemming voor te hebben van kind, ouders of andere betrokkenen.

Kindcheck

De meldcode bevat een zogeheten kindcheck. Deze kindcheck richt zich op professionals met volwassen cliënten. Bij een kindcheck controleren professionals of er kinderen in een gezin zijn, of ze veilig zijn en of hulp nodig is. Bijvoorbeeld als een ouder een psychische stoornis heeft of verslaafd is. De kindcheck is dus aan de orde in alle gevallen waarin de professional meent dat door de medische situatie of door andere omstandigheden waarin zijn volwassen cliënt verkeert, een risico bestaat op ernstige schade voor kinderen waar hij zorg voor draagt. Meent de professional dat dit risico aanwezig is, dan onderzoekt hij in een gesprek met de cliënt of er kinderen bij de cliënt wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie beslist de professional of hij verder actie moet ondernemen door de stappen van de meldcode te zetten.

Meer informatie over de kindcheck:

kindcheck algemeen

handleiding kindcheck ggz en verslavingszorg 

Kopp kinderen

Mantelzorgverleningscheck

De mantelzorgverleningscheck is vergelijkbaar met de kindcheck en is ook onderdeel van stap 1 van het stappenplan in deze meldcode (zie artikel 4). Bij de mantelzorgverleningscheck gaat de arts onder andere na of er in de omgeving van zijn volwassen patiënt personen zijn die van deze patiënt afhankelijk zijn voor mantelzorg. De mantelzorgverleningscheck is bedoeld voor artsen die werken met volwassen patiënten. Deze check wordt in vergelijkbare gevallen uitgevoerd als de kindcheck. De KNMG heeft ervoor gekozen om naast de kindcheck ook een mantelzorgverleningscheck in de meldcode op te nemen.

Aandachtspunten bij stap 1 Signaleren :

  • Vaak gaan vermoedens van kindermishandeling/huiselijk geweld gepaard met een 'niet-pluis' gevoel. Erken dit gevoel en benoem dit ook richting woonbegeleiders, therapeuten, behandelaars en andere medewerkers binnen de organisatie die signalen kunnen hebben van kindermishandeling of huiselijk geweld. Onderbouw het 'niet-pluis' gevoel met feitelijk waargenomen gedrag van de cliënt of andere concrete observaties. 
  • U ziet ouders met een problematiek die van grote invloed kan zijn op de wijze waarop zij hun kinderen opvoeden, maar ook hoe ze hun partner of andere leden van het gezin behandelen. Die signalen kunnen door u worden opgemerkt. De SIK signalenlijst kan u daarbij behulpzaam zijn. 
  • Zorg vanaf het begin voor goede dossiervorming. Zie onder kopje 'dossiervorming'.