In het speciaal basisonderwijs en in het speciaal onderwijs is sprake van een groep kinderen met allerlei verschillende ontwikkelingsproblemen, beperkingen of stoornissen. Het signaleren van kindermishandeling is bij ‘gewone kinderen’ vaak al een lastige zaak, maar bij kinderen ‘waar iets mee aan de hand is’ is dit nog eens extra ingewikkeld.




Kinderen die slachtoffer zijn van mishandeling, misbruik of verwaarlozing zullen dit meestal niet uit zichzelf vertellen of zelfs onderkennen. Zij geven vaak wel allerlei ‘signalen’ af, waaruit je kunt opmaken dat er iets aan de hand is. Deze signalen kunnen soms waarneembaar zijn aan het lichaam van het kind (striemen, wonden of een verwaarloosd uiterlijk), maar vaak ook toont het zich in het gedrag van het kind (of in het gedrag van het kind richting ouders of andere volwassenen).


Het lastige is dat je als professional in het SBO of SO onderscheid zult moeten maken tussen de gedragingen / symptomen van een kind, behorend bij zijn specifieke ontwikkelingsproblematiek, handicap of psychiatrische stoornis, én de (gedrags)signalen die kunnen duiden op kindermishandeling.


Veel gedragingen die op de lijst staan van ‘gedragssignalen kindermishandeling’ zullen bij kinderen in het SBO of SO sowieso al vaker voorkomen. Dit hoeft uiteraard bij hen nog niet te betekenen dat zij slachtoffer zijn van kindermishandeling. Echter andersom gaat de redenering ook op: bij een kind met ADHD dat regelmatig woede-uitbarstingen heeft kan deze woede óók een signaal zijn van mishandeling en moet dus niet al zijn gedrag ‘klakkeloos geaccepteerd’ worden als behorend bij zijn gedragsstoornis.


Kortom: bij kinderen in het SBO en SO is het – nóg meer dan in het regulier onderwijs – van belang om jezelf de vraag te blijven stellen: Wat zie ik? Welke signalen neem ik waar? Past dit bij de problematiek of handicap van dit individuele kind? Of is er mogelijk (nog) iets anders aan de hand?




Niet-pluis-gevoel

Vermoedens van kindermishandeling beginnen vaak bij een zogenaamd 'niet-pluis-gevoel' van u als professional. Vaak gaat het hier om 'een intuïtie' of 'onderbuikgevoel', waarbij u zich zorgen maakt om het kind. Neem dit gevoel serieus, breng de door u waargenomen signalen in kaart en volg de stappen van het protocol.


Het gebruik maken van signalenlijsten bij vermoedens van kindermishandeling


Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enz.). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans is dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling.

Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het ‘bewijs’ te leveren van kindermishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen!

Wanneer een kind letsel vertoont, overleg dan direct met de JGZ arts. Indien nodig kan deze het letsel beschrijven. Deze gegevens zijn van belang voor een eventueel onderzoek naar kindermishandeling.

Ook informatie over andere kinderen in het gezin wordt betrokken bij de afwegingen.


Lichamelijke signalen (4-12 jaar)

  • wit gezicht (slaap tekort)
  • hoofdpijn, (onder)buikpijn
  • blauwe plekken
  • slecht verzorgd er uit zien
  • geslachtsziekte
  • jeuk of infectie bij vagina en anus
  • urineweginfecties
  • vermageren of dikker worden
  • pijn in bovenbenen, samengeknepen bovenbenen
  • houterige lichaamsbeweging
  • niet zindelijk (urine/ontlasting)
  • zwangerschap
  • lichamelijk letsel
  • achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling


Gedragssignalen (4-12 jaar)

  • somber, lusteloos, in zichzelf gekeerd
  • eetproblemen
  • slaapstoornissen
  • schrikken bij aangeraakt worden
  • hyperactief
  • agressief
  • plotselinge gedragsverandering (stiller, extra druk, stoer)
  • vastklampen of abnormaal afstand houden
  • isolement tegenover leeftijdgenoten
  • zelfvernietigend gedrag (bv. haren uittrekken, praten over dood willen, suïcidepoging)
  • geheugen- en concentratiestoornissen
  • achteruitgang van leerprestaties
  • overijverig
  • zich aanpassen aan ieders verwachtingen, geen eigen initiatief
  • extreem zorgzaam en verantwoordelijk gedrag
  • verstandelijk reageren, gevoelens niet tonen (ouwelijk gedrag)
  • geseksualiseerd (“verleiden”) gedrag, seksueel getint taalgebruik
  • opvallend grote kennis over seksualiteit (niet passend bij de leeftijd)
  • verhalen of dromen over seksueel misbruik, soms in tekeningen
  • geen spontaan bewegingsspel
  • moeite met uitkleden voor gymles of niet meedoen met gym
  • spijbelen, weglopen van huis
  • stelen, brandstichting
  • verslaving aan alcohol of drugs


Kenmerken ouders / gezin:

  • ouder troost kind niet bij huilen
  • ouder klaagt overmatig over het kind, toont weinig belangstelling
  • ouder heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind
  • ouder is zelf mishandeld of heeft psychiatrische- of verslavingsproblemen
  • ouder gaat steeds naar andere artsen/ziekenhuizen (‘shopping’)
  • ouder komt afspraken niet na
  • kind opeens van school halen
  • aangeven het bijna niet meer aan te kunnen
  • ‘multi-problem’ gezin
  • ouder die er alleen voorstaat
  • regelmatig wisselende samenstelling van gezin
  • isolement
  • vaak verhuizen
  • sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, etc.
  • veel ziekte in het gezin
  • geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen


Signalen seksueel misbruik

Lichamelijke signalen:

  • verwondingen aan genitaliën
  • vaginale infecties en afscheiding
  • jeuk bij vagina en/of anus
  • problemen bij het plassen
  • recidiverende urineweginfecties
  • pijn in de bovenbenen
  • pijn bij lopen en/of zitten
  • seksueel overdraagbare ziekten.


Psychosociale signalen:

  • angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder
  • sterk verzorgend gedrag, niet passend bij de leeftijd van de leerling (parentificatie).


Afwijkend seksueel gedrag:

  • excessief en/of dwangmatig masturberen
  • angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact
  • seksueel agressief en dwingend gedrag ten opzichte van andere kinderen
  • niet leeftijdsadequaat seksueel spel
  • niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit
  • angst voor zwangerschap
  • angst om zich uit te kleden
  • angst om op de rug te liggen
  • negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam
  • schrikken bij aangeraakt worden
  • houterige motoriek (onderlichaam 'op slot')
  • geen plezier in bewegingsspel.


Extra signalen voor kinderen 12 – 18 jaar

  • Suïcidaal gedrag
  • Anorexia
  • Boulimia
  • Weglopen van huis
  • Crimineel gedrag
  • Verslaafd aan alcohol of drugs
  • Promiscuïteit/prostitutie
  • Relationeel geweld



Signalen meisjesbesnijdenis

  • vertellen over meisjesbesnijdenis in het algemeen
  • aankondigen van besnijdenis.

Directe gevolgen tijdens en na de ingreep:

  • extreme pijn (wanneer de ingreep zonder verdoving plaatsvindt)
  • klachten bij urinelozing (pijn bij plassen, ophoping urine in de blaas)
  • overmatig bloedverlies
  • kans op infectie
  • kans op overlijden van het meisje.


Mogelijke gevolgen na de ingreep:

  • moeilijke en/of pijnlijke urinelozing
  • urineweginfectie
  • chronische pijn in de onderbuik
  • littekenvorming
  • menstruatieklachten

Een vermoeden van meisjesbesnijdenis, actueel of in de toekomst, moet direct bij het AMK gemeld worden. Overleg indien mogelijk eerst met de JGZ. Er is een handelingsprotocol meisjesbesnijdenis dat beschrijft wat er na een melding kan gebeuren.


Angst:

  • schichtig reageren
  • onzekerheid
  • verwardheid
  • apathisch zijn
  • in zichzelf gekeerd zijn
  • zich afsluiten van de buitenwereld.


Verandering van gedrag:

  • plotselinge stressreacties
  • schoolverzuim
  • westerse kleding inruilen voor traditionele kleding en hele lichaam bedekken
  • direct na school naar huis gaan
  • stelselmatig opgehaald worden door vader of broer(s)
  • vriendschappen verbreken
  • verwondingen
  • blauwe plekken.


Ontwijkend gedrag:

  • ontwijkende antwoorden op directe vragen over bijvoorbeeld verwondingen of sociale controle door familie
  • lichamelijke verwaarlozing
  • zelfmoordpogingen
  • zinspelen op zelfmoord
  • fatalistische houding
  • verhalen over geweld tegen andere familieleden.

Voorzichtigheid is geboden. Het opmerken van één of enkele signalen hoeft geen grond te zijn voor een vermoeden van kindermishandeling. Een andere oorzaak is ook mogelijk.