U bent:

Aandachtsfunctionaris,  behandelaar,  casemanager, (forensisch) arts/vepleegkundige/arts assisent, geestelijk verzorgende/gedragsdeskundige, GZ psycholoog, intake coördinator,  intern vertrouwenspersoon, klinisch psycholoog, psychiater / (sociaal) psychiatrisch verpleegkundige / preventiefunctionaris / psychotherapeut /diagnosticus/ gedragstherapeut / systeemtherapeut /  teammanager / directielid / bestuurslid, verpleegkundig specialist.

 

Het afwegingskader bestaat uit 5 vragen die een professional zich in elk geval moet stellen:

 

  1) Heb ik op basis van stap 1 t/m 4 een vermoeden van kindermishandeling/huiselijk geweld? Zo niet, meldcode afsluiten. Zo ja, door naar de volgende afwegingsvragen.

 2) Heb ik een vermoeden van of is er sprake van acute of structurele onveiligheid?

Ø  Acute onveiligheid: als een persoon in direct fysiek gevaar verkeert en diens veiligheid de komende dagen niet gegarandeerd is. De aanwezigheid van fysiek of seksueel geweld (met of zonder letsel), of de afwezigheid van de meest basale verzorging voor kinderen (of zorgafhankelijke volwassenen). Het kan ook gaan om het onnodig toedienen van medicijnen of onnodige medische zorg.

Ø  ‘Disclosure’ (onthulling) wordt ook gezien als vorm van acute onveiligheid. Hiervan is sprake als kinderen (of zorgafhankelijke volwassenen) uit zichzelf een professional om hulp vragen bij kindermishandeling of huiselijk geweld, of zich hierover uiten zonder expliciet om hulp te vragen. Dit betekent meestal dat het slachtoffer een acute crisis ervaart en vreest voor de veiligheid en/of welzijn van zichzelf of gezinsleden.

Ø  Structurele onveiligheid: er is sprake van herhaling of het voortduren van een onveilige situatie of geweld. Gaat soms om patronen van herhaald, terugkerend geweld of verwaarlozing. Structurele onveiligheid heeft schadelijke gevolgen door de herhaling van de feiten, de voortdurende dreiging en (emotionele) onveiligheid.

 

  3) Ben ik in staat effectieve (passende) hulp te bieden of te organiseren?

Ø  Heeft de professional de mogelijkheid het slachtoffer in veiligheid te brengen?

Ø  Zijn er heldere afspraken over de veiligheid met het gezin en de betrokken professionals te maken?

Ø  Is er voldoende zicht op onveilige gebeurtenissen in het verleden?

Ø  Voelt de professional zich voldoende deskundig en bekwaam om veiligheid te bewerkstelligen, al dan niet in samenwerking met anderen?

Ø  Kan de professional de spanning die eventueel bij de situatie komt kijken hanteren?

 

 4) Werken de betreffende cliënt/ouders/kinderen mee aan de geboden of georganiseerde hulp?

Ø  Zijn de betrokkenen (gezinsleden) en bredere netwerk van steunfiguren bereid en in staat de voorgestelde hulp aan te gaan?

Ø  Heeft iedereen de focus op het stoppen van geweld en een (duurzaam) herstel van veiligheid?

Ø  Wordt er door iedereen gewerkt aan herstel van veiligheid en het wegnemen van de oorzaken van het geweld of de onveiligheid?

Ø  Is de hulp gericht op het versterken van de veerkracht en het herstel van de schade die is veroorzaakt?

Ø  Is er sprake van een risico gestuurd zorg- en herstelplan, met doelen en evaluatiemomenten?

Ø  Indien er meerdere professionals betrokken zijn: zijn er heldere afspraken over samenwerking en casusregie?

 

 5) Leidt deze hulp tot duurzame veiligheid?

Ø  Stopt het geweld of de onveiligheid binnen de verwachte termijn?

Ø  Is de problematiek ernstiger dan verwacht?

Ø  Worden de gestelde doelen niet behaald binnen de verwachte termijn?

Ø  Loopt de uitvoering van het veiligheid- en hulpverleningsplan vast?

Ø  Is er (meer) specifieke expertise nodig?

 

Veilig Thuis krijgt er een taak bij: de ‘radarfunctie’. Gezinnen waarbij acute en/of structurele onveiligheid speelt. Er vindt info-uitwisseling plaats tussen de 26 Veilig Thuis organisaties.

 Het doen van een melding bij Veilig Thuis van mogelijk huiselijk geweld of mogelijke kindermishandeling is een professionele norm en als zodanig noodzakelijk:

-        Als een professional die hulp biedt of organiseert om betrokkenen te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.

 


 

 

Hulp organiseren / bieden en de effecten volgen als er kinderen betrokken zijn

Melden en de effecten volgen

Bij verhuizing van gezin / kind naar een andere woonplaats:


Hulp organiseren en effecten volgen of Melden en volgen

Het gaat om de bescherming van de cliënt of partner. Je maakt de keuze: melding doen of zelf hulp regelen/bieden of bij acute en onveilige situaties melden en overleggen met Veilig Thuis over de hulp die geboden kan worden.Ga uit van jouw competenties en verantwoordelijkheden. 

Belangrijk bij melding: laat dit eerst aan de betreffende cliënt weten. Bied je zelf hulp? Volg dan de effecten en doe alsnog een melding als de situatie niet verbetert.

Als de cliënt erkent dat er een probleem is en verdere hulp wil ontvangen, zul je in overleg moeten beslissen wat de deskundige instantie is voor de begeleiding van het probleem.

De instantie die daar advies over kan geven is bijvoorbeeld Veilig Thuis, voor daderbehandeling de Waag, voor ondersteuning het AMW. Veilig Thuis kan u informeren over het Huisverbod.  In de sociale kaart kunt U naar een andere relevante instantie zoeken.

Verantwoordelijkheid voor vervolg:

 

Melden van vermoedens van kindermishandeling en of huiselijk geweld

Terugkoppeling

Na een melding bij het Veilig Thuis horen zij terug te koppelen aan de melder wat er met de melding gebeurd is. Mocht dit terugkoppelen te lang duren, dan belt U zelf naar Veilig Thuis om actief te informeren naar de stand van zaken betreffende de melding en de eventuele hulpverlening die op gang gebracht is.

Verhuisd?

Mochten de ouders en kind in de tussentijd verhuisd zijn en de zorgen zijn er nog :